Home | Verdronken Zwarte Polder
Dit sluftergebied is in 1802 ontstaan als gevolg van een dijkdoorbraak. De in 1623 aangelegde Zwarte Polder overstroomde. Het land dat verloren ging is sindsdien nooit meer helemaal opnieuw ingepolderd. In de afgelopen twee eeuwen heeft het gebied zich kunnen ontwikkelen tot een bijzonder gebied. Het in- en uitstromende zeewater vormde geulen in de voormalige akkers en zette klei en slib af. Hier is een hoog opgewassen schor ontstaan. De wind zorgde ervoor dat de stukken dijk die over waren overstoven werden door zand. Zo ontwikkelden zich duinen, die het gebied aan de zeezijde begrenzen. Op de plaats waar in het verleden de dijkdoorbraak plaatsvond, is er nog een opening in de duinenrij. Door deze opening kan de zee nog steeds het gebied binnendringen. Met water en wind worden jaarlijks vele kubieke meters zand in het gebied gedeponeerd. Het schor hoogt hierdoor in snel tempo op en dat leidt er weer toe dat het gebied nog maar spaarzaam wordt overstroomd. Een geleidelijke verzoeting van het gebied is het gevolg.
Onlangs is de sluftergeul uitgediept en met het vrijkomende zand zijn nieuwe duinen aangelegd in het westelijker gelegen nieuwe natuurgebied de Herdijkte Zwarte Polder. Het gebied is ingericht in het kader van natuurontwikkeling. Op de nu nog kale delen zijn vooral nog pionierssoorten als kleine plevier en kluut te zien. Over enkele jaren zullen voor de begrazing runderen worden ingezet.
De Verdronken Zwarte Polder heeft een gevarieerde plantengroei. In 1992 werden bij een onderzoek 228 plantensoorten vastgesteld. Naast de bekende schorplanten als lamsoor, zulte en zeekraal is er een keur aan zeldzaamheden te vinden. Gesteelde zoutmelde en laksteeltje zijn wel de bekendste. Deze kortlevende pioniersoorten pendelen jaarlijks over het schor op zoek naar een geschikte groeiplaats. Het oostelijke schor wordt jaarrond beweid met een kudde Drentse heideschapen.Zij houden samen met de konijnen het gras in toom zodat soorten die minder concurrentie-krachtig zijn een plekje kunnen vinden. Het fraai duizendguldenkruid is één van de opvallendste profiteurs van deze begrazing. In de zomer sieren de duizenden paarse sterretjes de kort gegraasde stukken. Vaak komt de soort voor met een andere dwerg: het sierlijk vetmuur.
Het duinstruweel vormt een houtige ondoordringbare begroeiing. Daarin zijn de belangrijkste soorten besdragend, zoals vlier, meidoorn, sleedoorn, duindoorn en diverse rozen en bramen. Aan de strandkant ontwikkelt zich nieuw duin. Opstuivend zand wordt opgevangen door polletjes helm en vastgelegd. Ondanks dat er veel over gelopen wordt, vinden we hier de typische planten van de zeereep zoals blauwe zeedistel, zeevenkel en strandbiet.
Voor veel vogels is het duinstruweel een prima leefgebied. Dat is in het voorjaar, vooral vroeg in de ochtend en in de avondschemering, goed te horen! Allerlei zangvogels zoals nachtegaal en roodborsttapuit broeden er. In het schorgebied broeden strandplevier, scholekster en bergeend.